Synthesizer Opties: Amp en Pan

Zoals je kan bepalen welke noot er gespeeld wordt of welke sample er wordt getriggert, zo biedt Sonic Pi een hele waaier aan mogelijkheden om geluiden te bewerken en manipuleren. We gaan velen daarvan in deze handleiding bekijken en in het hulp systeem is een uitgebreide documentatie voorzien van deze ‘opties’. De belangrijkste op dit moment zijn: ‘amplitude’ en ‘pan’. Laat ons eerst even bekijken wat opties eigenlijk zijn.

Opties

Sonic Pi ondersteunt het noteren van opties (afgekort: opts) voor haar synths. Opts zijn controle-elementen die je samen met het commando ‘play’ doorgeeft die wijzigingen en manipulaties van het afgespeelde geluid. Elke synth heeft zijn eigen unieke set van opts om haar geluid fijn af te stemmen. Er zijn echter opts die bij elke synth, of bij elk geluid gebruikt kunnen worden zoals ‘amp:’ en ‘envelope’ (= geluidsverloop) opties (In een andere sectie gaan we dieper op die ‘envelopes’ in).

Opts bestaan uit twee belangrijke delen (de naam van het element waar je controle over wil hebben) en de waarde hiervan (de mate van controle over dit element). Een voorbeeld, je hebt een opt genaamd ‘kaas’ en je wilt deze instellen op een waarde van ‘1’.

Opts worden samen met ‘play’ commando’s doorgegeven, dor gebruik te maken van een komma ‘,’ gevolgd door de naam van de optie, we kiezen hier ‘amp:’ (vergeet de dubbelpunt niet ‘:’ ) gevolgd door een spatie en de waarde van de optie. Bijvoorbeeld:

play 50, kaas: 1

(Merk op dat ‘ kaas: “geen geldige opt is, we gebruiken deze gewoon als voorbeeld).

Je kan meerdere opts tegelijk doorgeven door deze te scheiden met een komma:

play 50, kaas: 1, eieren: 0.5

De volgorde van de opts maakt niet uit, dus het volgende is identiek:

play 50, eieren: 0.5, kaas: 1

Opts die door de synth niet worden herkent zullen gewoon genegeerd worden (zoals ‘kaas’ en ‘eieren’ duidelijk zeer ridicule opt namen!)

Mocht je per ongeluk twee keer dezelfde opt hebben ingevoerd maar met verschillende waarden, dan zal de laatste waarde winnen. Bijvoorbeeld, ‘eieren’ zal de waarde 2 hebben in plaats van 0.5:

play 50, eieren: 0.5, kaas: 3, tomaat: 0.1, eieren: 2

Opts worden door veel items in Sonic Pi geaccepteerd, dus probeer deze onder de knie te krijgen, het loont echt! Laten we wat spelen met onze eerste opt: amp:.

Amplitude

Amplitude is de representatie van het geluidsvolume op een computer. Een hoge amplitude produceert het geluid op een luid volume en een lage amplitude op een zacht volume. Net zoals Sonic Pi cijfers gebruikt om noten en tijden aan te geven, gebruikt het cijfers om amplitude te bepalen. Een amplitude van ‘0’ is stil (je zal niets horen) en een amplitude van ‘1’ is een normaal volume. Je kan het volume zelfs nog opdrijven en verhogen tot 2, 10, 100. Maar u moet er wel rekening mee houden dat wanneer het globale volume te hoog wordt, zal Sonic Pi een compressie inschakelen en het geluid onderdrukken om ervoor te zorgen dat je oren gespaard blijven. Dit kan het geluid dan weer dof en vreemd doen laten klinken. Dus is het beter lage amplitudes te gebruiken, dwz. tussen 0 tot0.5 om compressie te vermijden.

Amp ‘t op

Om de amplitude van een geluid te veranderen, kan je de ‘amp:’ optie gebruiken. Bijvoorbeeld, op gemiddelde amplitude afspelen, gebruik dan 0.5:

play 60, amp: 0.5

Afspelen op dubbel zo hoge amplitude gebruik 2:

play 60, amp: 2

De amp opt verandert enkel de ‘play’ oproep waarmee deze wordt geassocieerd. In dit voorbeeld zal de eerste oproep dus aan de helft van het volume spelen en de tweede op standaard-instelling (1):

play 60, amp: 0.5
sleep 0.5
play 65

Natuurlijk kunnen verschillende ‘amp:’ waarden per ‘play’ oproep worden gebruikt:

play 50, amp: 0.1
sleep 0.25
play 55, amp: 0.2
sleep 0.25
play 57, amp: 0.4
sleep 0.25
play 62, amp: 1

Pannen

Een ander leuke opt om te gebruiken is ‘pan:’ die bepaalt de panning van een geluid in stereo. Naar links pannen betekent dat je het geluid door de linker-luidspreker hoort, naar rechts pannen betekent dat je het geluid door de rechter-luidspreker hoort. Onze cijferwaarde -1 betekend helemaal links, 0 geeft het midden weer en 1 geeft helemaal rechts van ons stereobeeld. Natuurlijk zijn we vrij om elke waarde tussen -1 en 1 te gebruiken om de exacte positie van ons geluid te bepalen.

Laten we eens een bliepje uit de linkerluidspreker doen klinken:

play 60, pan: -1

En nu uit de rechter luidspreker:

play 60, pan: 1

En nu terug vanuit beiden samen (standaard positie):

play 60, pan: 0

Doe nu maar, en veel plezier met het veranderen van de amplitude en het pannen van uw geluiden!